Home

In memoriam Jo Daan

Foto.Jo Daan (r.) in gesprek met William Labov, januari 2006.

Op 11 juni 2006 overleed in een ziekenhuis in Deventer de taalkundige dr. Jo Daan, die lange tijd het boegbeeld is geweest van de Nederlandse dialectologie en tot haar pensioen in 1975 hoofd van de afdeling Dialectologie van (voorlopers van) het Meertens Instituut.

Daan, geboren in Krommenie in 1910, studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Gemeenteuniversiteit Amsterdam. Na haar afstuderen in 1936 raakte ze betrokken bij het bevolkingsonderzoek naar de drooggelegde Zuiderzeepolders en zo gaandeweg bij de Nederlandse dialectologie. In 1939 werd ze door P.J. Meertens aangesteld bij het zogenoemde Dialectenbureau. Zij zou er voor zorgen dat dit uitgroeide tot een bloeiende afdeling dialectologie van het Meertens Instituut.

In 1950 promoveerde Daan op Wieringer land en leven in de taal, een erudiete studie waarin tal van aspecten van het dialect van Wieringen worden behandeld. Daarnaast bespreekt het proefschrift aspecten van de geschiedenis en de volkscultuur van het voormalige waddeneiland, omdat het haar volgens de inleiding van het proefschrift onmogelijk bleek zich tot de taal te beperken: "Wat is de taal van een volk zonder het volk dat haar spreekt? Indien we niet de cultuur en de geschiedenis kennen van dat volk, blijft de taal een wetenschappelijke abstractie."

In de jaren vijftig en zestig bestond het belangrijkste werk van dialectologen uit het samenstellen van zogenoemde taalatlassen, waarin taalkundige variatie langs geografische grenzen werd uitgetekend. Daan leverde bijdragen aan de belangrijkste taalatlassen uit haar tijd: ze stelde het deel over Noord-Holland voor de Reeks Nederlandse Dialectatlassen samen (1969), werkte samen met P.J. Meertens aan de Taalatlas (1963) en met M.J. Francken aan de Atlas van de Nederlandse Klankontwikkeling (1977). Het maken van atlassen werd zeker in de beginperiode beschouwd als de belangrijkste taak van dialectologen. Daarnaast publiceerde Daan ook bijvoorbeeld een boekje over poesiealbums, een editie van Bredero's Klucht van de koe, een boek over het Nederlands van Amerikanen die afstammen van emigranten en studies over sociale taalverschillen in de zeventiende en achttiende eeuw.

Het grootste belang van Daans werk ligt echter vermoedelijk in haar aandacht voor methodologie en voor nieuwe ontwikkelingen in het vak. Anders dan haar directeur P.J. Meertens hechtte Daan er groot belang aan dat onderzoekers zelf veldwerk deden, én dat ze hierbij gebruik maakten van moderne apparatuur, zoals bandrecorders. Voor die tijd werd maakte de veldwerker in het beste geval schriftelijke notities tijdens interviews, maar vooral voor onderzoek naar klankaspecten vond Daan dit niet precies genoeg.

Daarnaast wordt Daan wel beschouwd als een van de eersten die in Nederland belangstelling kreeg voor het werk van de Amerikaan William Labov, de grondlegger van de moderne sociolinguïstiek. Al in de vroege jaren zeventig bezocht Labov het Meertens Instituut. Toen hij in januari 2006 dit bezoek herhaalde, kwam Daan vanuit haar woning in de Achterhoek naar Amsterdam om bij die gelegenheid aanwezig te zijn.

Tot aan haar dood was Daan nauw betrokken bij de dialectologie en het Meertens Instituut. Er zullen weinig Nederlandse taalkundigen zijn die de afgelopen jaren geen e-mail hebben gekregen waarin op duidelijke toon werd uitgelegd waarom er niets klopte van wat in deze of gene recente publicatie werd beweerd. In haar memoires, zes jaar geleden verschenen onder de wijdse titel Geschiedenis van de dialectgeografie in het Nederlandse taalgebied vertelt Daan hoe oudere dialectologen als P.J. Meertens of Jac. van Ginneken (1877-1945) haar naar haar gevoel probeerden te dwarsbomen: Meertens bijvoorbeeld schreef dat "ik te vlug en te modern was en dat hij mij daarin moest remmen". Latere generaties hebben haar meer gewaardeerd.