Home

Jo's column

In mijn vorige column, over Stadstaal, schreef ik over hoogleraren die in de dertiger jaren met een streektaal-accent spraken, en dat men zich daaraan niet stoorde. Als echter mensen met minder ontwikkeling een regionaal accent hadden, was dat wel vaak de reden (of oorzaak) waardoor men op ze neerkeek. Maar praten met een Amsterdams, Rotterdams of een ander stedelijk accent uit de Randstad kon je beter laten. Ik heb vaak het verhaal verteld over Prof. Faddegon, die zelf oefeningen had gemaakt om zijn Amsterdams af te leren. Iemand met zo'n accent kon alleen maar uit lagere standen komen, en tijdens het interbellum was het standsbewustzijn nog heel groot.

Ik herinner me goed dat ik zelf als kind, van een jaar of 9, Amsterdams ging praten, omdat ik verliefd werd op een jongetje in mijn klas, en de reactie van mijn vader daarop. Om mijn solidariteit te tonen ging ik in zijn accent mee, maar paste wel op dat thuis te doen. Op een goede dag vergat ik dat en mijn strenge vader zei: "Wat praat jij tegenwoordig raar!" Verleden jaar in een uitzending voor de tv traden zes hoogleraren op waarvan drie met een accent spraken dat ik nu, met mijn vader meer dan een halve eeuw geleden, raar met de betekenis 'ongepast', 'onbeschaafd' noemde.

Sedertdien is er veel veranderd. Radio en tv hebben ervoor gezorgd dat minder mensen onontwikkeld zijn. Kort geleden hoorde ik een arts met afschuw zeggen: "Iedereen heeft tegenwoordig van alles verstand", waarmee hij bedoelde: ik ben geen autoriteit meer zoals vroeger.

Met de sociale en economische veranderingen is ook de houding ten opzichte van accenten veranderd. Met de aanvaarding van stadsaccenten zijn ook de regionale accenten opgewaardeerd. Het Amsterdams werd in de wereld bekend door de Damslapers, enige decennia geleden. Maar het Jordaanse levenslied was al heel lang bekend en kreeg nu eerst gezelschap van Haagse en Rotterdamse dichters en rijmelaars. En de laatste jaren, voor de poort van de 21e eeuw, begint het ABN zeldzaam te worden. Jan Stroop trok veel aandacht met zijn Poldernederlands, de taal van hogeropgeleide jonge vrouwen, die het gemaakt hebben. Daarnaast is er meer aan de hand.

Nieuwslezers en radio- en tv-presentatoren spreken meest allemaal nog ABN, dat ik toch liever verzorgd Nederlands noem, want lang niet alle mensen die onverzorgd spreken zou ik onbeschaafd willen noemen. De B van ABN staat immers voor beschaafd, maar deze erfenis uit het verleden schijnen we niet kwijt te kunnen raken. Bij degenen die niet beroepsmatig voor de microfoon verschijnen, zijn diverse accenten te horen. Ze zouden vroeger plat genoemd zijn, maar dat woord is er niet meer voor te gebruiken.

Wat is een accent? Hoe stel je het vast? Soms kan ik enkele kenmerken onder woorden brengen, het zijn altijd fonetische verschijnselen: klankvorming, nadruk of toonverloop. Maar meestal is de gedachte: een manier van praten net als die of die. Zal dus wel uit die hoek van het land komen. Waar is de promovendus die dat eens aanpakt? De RND, dat is de Reeks Nederlandse Dialectatlassen, kan door de nauwkeurige fonetische notitie, een eerste terreinverkenning mogelijk maken. Het Goeman-Taeldeman-materiaal geeft ook informatie.

De studie zou ook uitgebreid kunnen worden over enkele andere talen; Van Haeringen wees eens in zijn artikel over Het Nederlands tussen Duits en Engels, op de verschillen tussen deze drie talen, met name in de klinkeruitspraak. In zijn zeer aanvaardbare verhaal trok hij een noord-zuid-grens door Nederland; de uitspraak in het westen van ons land kwam meer overeen met de Engelse, die van het oosten meer met de Duitse. Schriftelijke informatie is echter ontoereikend, want het zijn altijd mijn oren die alarm slaan. Lezer, vergeef me dit vreemde beeld. Ik bedoel ermee dat mijn lichaam dan reageert zoals op een alarm: let op, wees klaar, hier is iets aan de hand.

Jo Daan